"Hoewel de woonbooteigenaar verblijft op het water, staat hij wat betreft de huurbescherming door het wetsvoorstel met beide voeten aan wal."

Nederland telt zo’n 12.000 woonbootligplaatsen. Veel rechthebbenden gebruiken de ligplaatsen echter niet zelf. Ongeveer 5.000 ligplaatsen worden namelijk verhuurd. In veel gevallen is de bewoner van een woonboot dus ook huurder van een ligplaats. Om woonbooteigenaren met gehuurde ligplaatsen ‘vergelijkbare huurbescherming te bieden als huurders die een woning op de wal huren’ werd op 6 maart 2020 het wetsvoorstel ‘Huurbescherming Ligplaatsen Voor Woonboten’ (hierna: ‘het wetsvoorstel’) ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 408, nr. 2, p. 1). Op 10 maart 2022 nam de Tweede Kamer en op 29 maart 2022 nam de Eerste Kamer het wetsvoorstel aan, waarna het wetsvoorstel op 20 april 2022 in het Staatsblad werd gepubliceerd (Stb. 2022, 152). Het wetsvoorstel treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.Wat zijn precies de wetswijzigingen, die de huurbescherming van woonbooteigenaren met een gehuurde ligplaats verbeteren, en wat is de motivatie achter het wetsvoorstel?

Enkele wetswijzigingen
Het wetsvoorstel bepaalt dat een woonbootligplaats voortaan als ‘woonruimte’ in de zin van artikel 7:232 BW moet worden aangemerkt. Het wetsvoorstel bepaalt ook dat de verhuurder van een ligplaats, de huurovereenkomst in beginsel alleen kan laten ontbinden door de rechter, indien sprake is van een tekortschieten van de huurder in de nakoming van zijn verplichtingen.

Verder verklaart het wetsvoorstel artikel 7:226 BW (‘koop breekt geen huur’) van toepassing op de woonbooteigenaar die een ligplaats huurt, zodat de huur bij verkoop van de ligplaats continueert. Ook wordt artikel 7:270b BW geïntroduceerd, wat het mogelijk maakt dat de eigenaar, bij verkoop van zijn woonboot, kan vorderen dat de koper in zijn plaats huurder van de ligplaats wordt. Óf de rechter dit verzoek honoreert zal afhangen van de omstandigheden van het geval, en de vraag of de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de indeplaatsstelling. Indien de voorgestelde huurder vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg biedt voor een behoorlijke nakoming van de huur, wijst de rechter een dergelijk verzoek echter af.

Het wetsvoorstel voorziet verder in de regeling dat bij overlijden van de huurder van een ligplaats, die tegelijkertijd woonbooteigenaar is, de huur van de ligplaats overgaat op de erfgenamen van de woonboot.

Waarom?
Het wetsvoorstel brengt huurovereenkomsten betreffende ligplaatsen onder het bereik van de wetsafdeling voor de huur van woonruimte. Over de redenen hiervoor is de Memorie van Toelichting kernachtig (Kamerstukken II 2019/20, 35 408, nr. 3 en 4 (MvT)): “De reden hiervoor is dat woonbootbewoners die een ligplaats huren vooralsnog een minder beschermde rechtspositie dan huurders van een woning op de wal hebben, terwijl het wonen op een woonboot met een gehuurde ligplaats vergelijkbaar is met het wonen in een huurwoning op de wal. De bewoners van woonboten hebben derhalve evengoed belang bij het voortduren van de huurovereenkomst en hebben een vergelijkbare behoefte aan huurbescherming. “

De Memorie van Toelichting onderstreept verder het belang van de verbeterde huurbescherming vanwege de grote (financiële) gevolgen voor woonbooteigenaren bij verlies van hun ligplaats: “Hier komt bij dat ligplaatsen zeer schaars zijn en dat er nauwelijks ligplaatsen bij komen. (…). Deze schaarste kan worden geïllustreerd aan de hand van vraagprijzen voor woonboten. Woonboten zijn doorgaans in eigendom van de bewoner zelf en kunnen dan ook worden verkocht. In het onderzoeksrapport is in kaart gebracht wat de gemiddelde vraagprijs is voor woonboten met een ligplaats en woonboten zonder een ligplaats. De gemiddelde prijs van een woonboot zonder ligplaats is volgens het rapport € 127.000,–. De gemiddelde prijs inclusief ligplaats is € 327.000,–. Het verschil van € 200.000,– wordt verklaard door de schaarste aan ligplaatsen.”

Tot slot
Het wetsvoorstel ‘Huurbescherming Ligplaatsen Voor Woonboten’ voorziet in verbeterde huurbescherming voor woonbooteigenaren die tegelijkertijd ligplaatshuurder zijn. Gelet op onder meer de schaarste van ligplaatsen, en de aanzienlijke financiële domper bij het verlies van een ligplaats, achten de Eerste en Tweede Kamer een vergelijkbare huurbescherming als die van huurders van woonruimte noodzakelijk voor woonbooteigenaren. Hoewel de woonbooteigenaar verblijft op het water, staat hij wat betreft de huurbescherming door het wetsvoorstel met beide voeten aan wal.

 

 

< Naar overzicht