Het coronavirus COVID-19 houdt ons momenteel allen in de greep. Duidelijk is dat zowel het virus als de getroffen maatregelen, vergaand ingrijpen in de samenleving. Vrijwel alle burgers, ondernemingen, instellingen en ook overheden hebben hiermee te maken. Uiteraard krijgen ook wij veel vragen binnen over de gevolgen van het ‘coronavirus’. Het gaat dan om een breed spectrum aan vragen: van werktijdverkorting tot steun van de overheid en van (nood)verordeningen en noodbevelen tot het (niet kunnen) nakomen van contractuele verplichtingen.
De praktijk zal ons moeten leren wat de gevolgen, met name ook op de langere termijn, precies zullen zijn. Uiteraard blijven wij die praktijk, onder meer ook vanuit team Overheid en aansprakelijkheid, op de voet volgen. Hieronder gaan wij in op een aantal recente juridische ontwikkelingen.
Aanvulling op het derde steun- en herstelpakket
Sinds 1 oktober jl. is het derde steun- en herstelpakket van toepassing. Dit pakket aan maatregelen bouwt voort op eerdere steunpakketten om financiële ondersteuning te bieden aan ondernemers die door de economische gevolgen van het coronavirus in moeilijkheden zijn geraakt. Het derde steunpakket is van toepassing tot 1 juli 2021.
Het derde steunpakket verlengt de belangrijkste steunregelingen die van Rijkswege eerder al zijn aangenomen. Daarbij werden aanvankelijk diverse strengere voorwaarden gesteld om voor die regelingen in aanmerking te kunnen komen. Daarvan is het kabinet later deels teruggekomen. Zo is eind september besloten dat voorlopig nog geen vermogenstoets zal worden uitgevoerd voor bijstand aan zelfstandige ondernemers in het kader van de Tijdelijke overbruggingsregeling (Tozo).
Recent heeft het kabinet bekend gemaakt dat het derde steun- en herstelpakket zal worden aangevuld met extra maatregelen voor de sectoren die door de recente overheidsmaatregelen om het virus in te dammen een onevenredige klap hebben gekregen, zoals de horeca, evenementen, cultuur en sport.
Onder meer is besloten tot een tijdelijke verbreding van de regeling Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) naar alle sectoren. Alleen krediet- en financiële instellingen zijn uitgezonderd van deze verbreding. Om voor deze regeling in aanmerking te kunnen komen, moeten ondernemers wel voldoen aan de gestelde eisen van de TVL. Onder meer moet sprake zijn van minimaal 30 procent omzetverlies.
Horecaondernemers kunnen verder een eenmalige subsidie krijgen voor voorraad- en aanpassingskosten. Deze subsidieregeling wordt momenteel nog uitgewerkt. Bekend is al wel dat de subsidievoorwaarden zullen aansluiten op de voorwaarden die gelden voor een TVL-subsidie. Horecaondernemers zullen dus kunnen volstaan met één aanvraag.
Met de aanvullende maatregelen komt het kabinet de evenementenbranche tegemoet door eenmalig een module voor de evenementenbranche in te richten in de TVL om deze bedrijven ook in de winter te ondersteunen. Ook deze regeling wordt momenteel uitgewerkt.
Voor de cultuursector is besloten dat € 40 miljoen extra wordt vrijgemaakt om vrije theaterproducenten te ondersteunen. Kosten die zij gemaakt hebben kunnen daarmee deels worden gecompenseerd. In augustus stelde het kabinet al € 482 miljoen extra beschikbaar voor de culturele sector voor de eerste helft van 2021.
De aanvullende maatregelen beogen ook amateursportverenigingen te compenseren voor de ontstane financiële schade als gevolg van de coronamaatregelen. Het sport-specifieke pakket wordt aangepast en opnieuw opengesteld voor de periode van 1 oktober t/m 31 december.
Bij steunverlening aan ondernemingen moet ook in deze coronatijd rekening worden gehouden met de bestaande kaders van het Europese staatssteunrecht. Dat geldt in het bijzonder ook voor provincies, gemeenten, waterschappen en andere decentrale overheden die ondernemers naast of in aanvulling op de van rijkswege afgekondigde regelingen te hulp willen schieten. In onze eerdere nieuwsbrief special berichtten wij al over de verruiming die de Europese Commissie heeft geboden om met inachtneming van die staatssteunrechtelijke kaders in coronatijd toch snel en adequaat ondersteuning te kunnen bieden aan ondernemers. Wij zullen u in onze volgende nieuwsbrieven op de hoogte blijven houden van de actuele ontwikkelingen.
(nood)bevoegdheden
In Nederland hebben, in geval van ernstige wanordelijkheden, rampen of ernstige vrees daarvoor, burgemeesters (onder meer) de bevoegdheid om noodverordeningen uit te vaardigen (artikel 176 Gemeentewet). In de context van de bestrijding van de coronacrisis is deze bevoegdheid opgeschaald naar het niveau van de voorzitter van de veiligheidsregio, zijnde één van de burgemeesters uit de bij de desbetreffende veiligheidsregio aangesloten gemeenten (artikel 39 Wet veiligheidsregio’s). Ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten is de voorzitter van de veiligheidsregio dus bij uitsluiting bevoegd noodverordeningen uit te vaardigen. In de noodverordening kunnen maatregelen worden getroffen waarbij wordt afgeweken van wettelijke voorschriften. Een noodverordening kan dan ook diep ingrijpen in het dagelijks leven zoals wij dat gewend zijn. Daarbij moet niet worden vergeten dat als een noodverordening wordt uitgevaardigd deze geldt voor de hele veiligheidsregio, tenzij in de noodverordening zelf beperkingen zijn opgenomen. Een enkele noodverordening kan dus gevolgen hebben voor meerdere gemeenten.
In de huidige coronatijd hebben meerdere veiligheidsregio’s diverse noodverordeningen uitgevaardigd. Zo ook de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (hierna: “de Veiligheidsregio”). Deze Veiligheidsregio heeft als gevolg van de corona-uitbraak de “Noodverordening COVID-19 veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland van 4 augustus 2020” vastgesteld, die vervolgens is vervangen door de “Noodverordening 10 augustus 2020” (hierna: “de Noodverordening”). In deze Noodverordening was een (tijdelijk) verbod opgenomen op het niet dragen van een mondkampje in gebieden die waren aangegeven in een Aanwijzingsbesluit.
Viruswaarheid, een stichting met als doel de instandhouding van de democratische rechtsstaat, is onlangs een kort geding procedure gestart bij de rechtbank Amsterdam om de genoemde bepaling uit deze Noodverordening en het Aanwijzingsbesluit buiten werking te stellen.
In zijn uitspraak van 19 augustus 2020 stelde de voorzieningenrechter van rechtbank Amsterdam onder verwijzing naar jurisprudentie van de Hoge Raad voorop dat de rechter terughoudendheid dient te betrachten, omdat voor ingrijpen in kort geding alleen plaats is, indien de Noodverordening onmiskenbaar onverbindend is. De voorzieningenrechter is in dit geval van oordeel dat daar geen sprake van is. De voorzieningenrechter acht het goed verdedigbaar – en dus niet onrechtmatig – om een dergelijke bepaling op te nemen in de Noodverordening, om op die wijze de 1,5 meter maatregelen te proberen te handhaven. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat het aantal besmettingen de laatste tijd in het land stijgt en dat dit nog sterker geldt voor Amsterdam. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt die situatie ingrijpen noodzakelijk en geoorloofd. Bovendien zou de wijze waarop wordt ingegrepen voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit, omdat (i) het gaat om een relatief geringe inbreuk op het grondrecht van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; (ii) de maatregel in tijd is beperkt en na afloop wordt geëvalueerd; (iii) de gestelde gezondheidsschade niet aannemelijk is geworden en men bovendien om medische redenen van handhaving kan worden uitgezonderd en; (iv) eerder uitgevaardigde minder verstrekkende maatregelen niet voldoende hebben geholpen om de 1,5 meterregel in de aangewezen zones te handhaven.
Viruswaarheid had nog aangevoerd dat het verbod om zich in de aangewezen zones te bevinden zonder (niet medisch) mondkapje een ontoelaatbare inbreuk op het in artikel 10 van de Grondwet neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer oplevert. Zij wees erop dat de Noodverordening is gebaseerd op artikel 176 Gemeentewet en dat dit artikel afwijking van de Grondwet in een noodverordening uitdrukkelijk niet toelaat.
Voor zover de burgemeester (of in dit geval de voorzitter van de Veiligheidsregio) een grondrecht wil beperken dan gelden in beginsel de normale regels: grondrechten neergelegd in verdrags- of grondwetsbepalingen kunnen uitsluitend worden beperkt als het verdrag of de Grondwet zelf in die mogelijkheid voorziet. Het inperken van een grondrecht vereist een grondslag in een wet in formele zin. Het is opvallend dat de voorzieningenrechter overweegt dat er – hoewel een relatief geringe – wel inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, een grondrecht. In het licht van de terughoudende toetsing heeft de voorzieningenrechter echter verder geen uitspraak gedaan of de regeling, die in tijd en plaats beperkt is, onbevoegd is gegeven en daarom onmiskenbaar onverbindend is. Mocht dit punt nog uitgeprocedeerd worden in een bodemzaak, dan houden we u uiteraard op de hoogte van deze ontwikkeling.
Arbeidsrecht en het coronavirus
Het coronavirus roept ook diverse arbeidsrechtelijke vragen op, zoals over het recht op doorbetaling bij ziekte en thuiswerken.
Artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) regelt de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte. Als een werknemer ziek is en in quarantaine moet verblijven, dan heeft de werknemer recht op loondoorbetaling. Ook als een werknemer niet ziek is en vanuit huis werkt, geldt vanzelfsprekend voor de werkgever een loondoorbetalingsverplichting.
Het advies van de overheid en het RIVM is nog steeds om zoveel mogelijk thuis te werken. Werkgevers kunnen geconfronteerd worden met werknemers die niet ziek zijn en thuis niet kunnen werken. Voor die werknemers geldt dat zij gewoon recht op loon hebben indien de overeengekomen arbeid niet wordt verricht, tenzij het geheel of gedeeltelijk niet verrichten van de overeengekomen arbeid in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Artikel 7:628 BW bepaalt namelijk “geen arbeid, toch loon”, tenzij de oorzaak van het niet-werken in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
Werknemers die het advies van de overheid opvolgen en thuis werken moeten worden doorbetaald. Eerder berichtten wij u dat indien een werkgever maatregelen heeft getroffen waardoor op een verantwoorde wijze op locatie kan worden gewerkt, de werkgever van de werknemer kan verlangen om naar het werk te komen. Als de werknemer dit weigert, dan kan dat worden gezien als een omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen.
Echter, ook recent nog heeft de overheid benadrukt dat thuiswerken de norm blijft. Als dat echt niet kan, dan kan er op locatie worden gewerkt. Het is de verwachting dat werknemers (meer) thuis zullen werken. Werkgevers moeten het loon dan ook gewoon doorbetalen.
Een werknemer die op bevel van de overheid in quarantaine is geplaatst heeft ook gewoon recht op doorbetaling van loon conform de afspraken in de arbeidsovereenkomst of cao. Er is namelijk geen sprake van een omstandigheid die in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. Dit is anders als een werknemer afreist naar een gebied waarvoor een negatief reisadvies geldt. In dat geval is het verstandig om als werkgever de werknemer te wijzen op de risico’s van de keuze om toch naar een gebied te reizen waarvoor een verscherpt of negatief reisadvies geldt: als de werknemer na terugkeer in quarantaine moet en niet thuis kan werken, dan heeft hij (in beginsel) geen aanspraak op doorbetaling van het loon.
Wilt u meer weten over deze onderwerpen of heeft u andere juridische vragen in verband met het coronavirus COVID-19? Neem dan gerust contact op met één van onze juridische experts. Om u ook in deze situatie goed van dienst te kunnen zijn hebben wij een multidisciplinair team samengesteld en een helpdesk ingericht, te benaderen via helpdeskcoronavirus@justionadvocaten.nl en via een aantal (contact)personen. Klik hier voor verdere contactgegevens.