In een eerder blog hebben wij aandacht besteed aan de ingebruikname van gemeentegrond door particulieren, wat in de praktijk regelmatig voorkomt. Aan de hand van een aantal arresten bespraken wij toen dat er bij particulieren die gebruik maken van gemeentegrond minder snel wordt aangenomen dat zij door (bevrijdende) verjaring eigenaar van die grond zijn geworden. De rechter hanteert bij gemeentegrond namelijk een voor de burger zwaardere maatstaf. In een recent arrest van het Gerechtshof Amsterdam zien we deze voor de burger strenge lijn terug.
Wat was de aanleiding voor dit arrest?
Een inwoner van de gemeente Langedijk had in 1979 conform de verleende bouwvergunning een garage gebouwd. In dat kader had hij een strook gemeentegrond bestraat om als inrit te gebruiken. Een en ander was op de bij de vergunning behorende (door de gemeente goedgekeurde) bouwtekening verwerkt. In 1984 en 1994 zijn aan de linker- en rechterzijde van deze strook grond stevige muren met fundering gebouwd. In 2001 is er een poort geplaatst zodat de strook ontoegankelijk werd voor derden. Op grond van deze uiterlijke feiten – 20 jaar exclusief gebruik van de strook grond – werd verkrijgende verjaring c.q. eigendom van de gemeentegrond geclaimd.
Het Gerechtshof Amsterdam (hierna: het Hof) overweegt dat het beroep op verjaring niet slaagt, omdat (samengevat) uit de bouwvergunning, de bestrating, de muren en het gebruik niet blijkt dat de inwoner zich als eigenaar van de grond gedraagt. Bepalend in dit verband is dat de strook grond tot plaatsing van de poort in 2001 niet feitelijk was afgesloten voor derden en dat deze aan de voorzijde voor iedereen zonder enige belemmering toegankelijk was.
Wat de poort betreft, ligt dit volgens het Hof mogelijk anders. Aan bespreking daarvan komt het Hof echter niet toe, aangezien de poort er nog geen twintig jaar stond en de verjaring daarom niet voltooid kon zijn.
Na dit te hebben vastgesteld, zet het Hof - in lijn met de uitspraken waar wij eerder over schreven - duidelijk uiteen dat er bij verjaring een verschil bestaat tussen gemeentegrond en particuliere grond:
“Daar komt nog bij dat het in het onderhavige geval om een perceel grond gaat van een particuliere eigenaar dat grenst aan grond van de Gemeente. Die situatie kan niet zonder meer op één lijn worden gesteld met het geval dat twee percelen van particulieren aan elkaar grenzen, onder meer niet omdat, naar feit van algemene bekendheid is, publieke grond – al dan niet oogluikend toegestaan – door particulieren niet zelden (mede) wordt benut voor publieke doeleinden, zoals in het onderhavige geval in het kader van het mogelijk maken van parkeergelegenheid. Dergelijke gedragingen zullen daarom niet snel de conclusie (kunnen) wettigen dat de Gemeente daaruit niet anders kan afleiden dan dat de gebruiker eigenaar van de betreffende strook grond pretendeert te zijn.”
Belang voor de praktijk
Uit dit arrest blijkt (nogmaals) duidelijk dat bij gebruik van gemeentegrond niet snel, in elk geval nog minder snel dan bij particuliere grond, sprake is van inbezitname en (bevrijdende) verjaring. Zelfs dagelijks gebruik, conform een ingediende en goedgekeurde bouwtekening, is daarvoor niet zonder meer voldoende. In de praktijk is van inbezitname van gemeentegrond doorgaans pas sprake als het voor de overheid zonneklaar is dat inwoners – met uitsluiting van anderen – gebruik maken van gemeentegrond. Zulk exclusief gebruik zal meestal pas aan de orde (kunnen) zijn als de grond feitelijk ontoegankelijk is gemaakt voor derden, bijvoorbeeld door volledige afsluiting met een hek of een poort.
Overigens staat de overheid zelfs na een voltooide verjaring niet per se met lege handen. Zoals wij eerder schreven kan de overheid in dat geval onder omstandigheden, bij wijze van schadevergoeding uit onrechtmatige daad, de grond terugvorderen of schadevergoeding in geld eisen.