In het dagelijks leven verrichten wij ontelbaar veel rechtshandelingen. In de ideale situatie sluiten partijen een overeenkomst waar beide partijen achter staan. Maar wat nu als de wil van één van de partijen tot stand gekomen is onder invloed van een verkeerde voorstelling van zaken? In dat geval is één van de essentialia voor het sluiten van een overeenkomst, namelijk de wil, gebrekkig.
Het BW bepaalt dat een rechtshandeling die tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek, zoals dwaling, vernietigbaar is.
Dwaling doet zich voor wanneer een overeenkomst is aangegaan terwijl deze bij een juiste voorstelling van zaken niet, althans niet onder dezelfde condities, zou zijn gesloten. Hierbij is van belang dat het de wederpartij kenbaar is dat de omstandigheid waarover wordt gedwaald voor de dwalende partij essentieel is.
Van dwaling kan sprake zijn in drie gevallen:
Door (verkeerde) inlichtingen van de wederpartij
Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verkoper die heeft toegezegd dat een zaak bepaalde eigenschappen zou bezitten. Het uitgangspunt is dat een partij mag afgaan op de mededelingen die worden gedaan door de wederpartij. Als achteraf blijkt dat de zaak deze eigenschappen niet bezit, kan een beroep op dwaling worden gedaan. Hierbij is overigens niet vereist dat de onjuiste mededeling expres is gedaan.
Uiteraard kan niet iedere mededeling, die achteraf niet juist blijkt te zijn, een beroep op dwaling rechtvaardigen. Indien de bakker (bijvoorbeeld) aangeeft dat hij ‘het lekkerste brood’ verkoopt, dan kan hij niet worden aangesproken op grond van dwaling als achteraf blijkt dat dit niet het geval is. Dit wordt gezien als een aanprijzing en niet als een eigenschap. Mocht hij echter op de vraag van de klant bevestigen dat het brood glutenvrij is terwijl dit niet het geval is, dan kan dat een beroep op dwaling wel rechtvaardigen.
Doordat de verkoper zijn mededelingsplicht heeft geschonden
Dit is het geval als een verkoper over bepaalde zaken heeft gezwegen, zoals een ernstig gebrek aan de verkochte zaak, terwijl hij een mededelingsplicht had. Het bestaan van een mededelingsplicht mag niet te snel worden aangenomen en veronderstelt volgens vaste rechtspraak dat de wederpartij de juiste stand van zaken kende en voor haar kenbaar was dat het punt in kwestie voor de dwalende essentieel was. Dit terwijl de verkoper er rekening mee moest houden dat de ander dwaalde en zij de dwalende (naar verkeersopvattingen) had behoren in te lichten. Vaak speelt er daarbij een weging tussen enerzijds de mededelingsplicht van de verkoper en anderzijds de onderzoeksplicht van de koper, waarbij in het algemeen geldt dat de ‘mededelingsplicht’ vóór de ‘onderzoeksplicht’ gaat. Daarnaast wordt gekeken naar de hoedanigheid van de betrokken partijen, waarbij in het algemeen geldt dat voor een deskundige/professionele partij eerder een mededelingsplicht zal gelden.
Wederzijdse dwaling
Het is daarnaast mogelijk dat er een situatie is ontstaan, waarbij beide partijen zijn uitgegaan van dezelfde onjuiste veronderstelling. In dat geval hebben beide partijen gedwaald. Indien sprake is van wederzijds dwaling geldt er een bijkomende voorwaarde, namelijk dat de verkoper bij een juiste voorstelling van zaken niet hoefde te begrijpen dat de koper de overeenkomst niet zou zijn aangegaan.
Uitzonderingen
Op grond van de wet kan vernietiging niet plaatsvinden indien de dwaling uitsluitend gegrond is op een toekomstige omstandigheid. Daarnaast kan vernietiging niet plaatsvinden bij dwaling die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen óf de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende partij behoort te blijven. Dit kan onder meer het geval zijn als de dwalende partij zijn onderzoeksplicht heeft geschonden door geen (zelfstandig) onderzoek te doen naar de situatie c.q. de (essentiële) eigenschappen.
Recent voorbeeld van dwaling in de jurisprudentie
Een mooi voorbeeld van dwaling kan worden gevonden in een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 november 2019. Het ging in die zaak – kort gezegd - om een franchiseovereenkomst die werd gesloten voor de vestiging van een dierenspeciaalzaak. Vóór de totstandkoming van de franchiseovereenkomst heeft de franchisegever een vestigingsplaatsanalyse (uit 2011) en een exploitatiebegroting (uit 2012) aan de franchisenemer verstrekt. Het hof overweegt in dit geval dat de omzetindicatie en omzetpotentie volgens de vestigingsplaatsanalyse vanwege onjuiste, overdreven en tamelijk zachte uitgangspunten onverantwoord positief en ongerechtvaardigd optimistisch was. De geprognosticeerde omzetten waren niet haalbaar, terwijl dit voor de franchisegever niet te voorzien was. Op grond van deze omstandigheden komt het hof tot de conclusie dat de franchiseovereenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling.
Tot slot
U kunt de overeenkomst op grond van dwaling buitengerechtelijk vernietigen door het sturen van een (bij voorkeur aangetekende) brief aan de wederpartij. Als de wederpartij niet instemt met de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst, kan bij de rechter vernietiging van de overeenkomst worden gevorderd. Een succesvol beroep op een dwaling zal tot gevolg hebben dat de overeenkomst nooit heeft bestaan. De al verrichtte handelingen moeten worden teruggedraaid en voor zover dat niet mogelijk is, dient daarvoor een redelijke vergoeding in de plaats te komen.