"Wanneer de accountant weet dat een derde zijn gedrag laat bepalen door de door de accountant opgestelde stukken, dan moet zij maatregelen treffen om te voorkomen dat derden ten onrechte of een onjuiste betekenis aan de stukken toekennen"

Op 29 januari 2021 heeft de Hoge Raad in zijn arrest geoordeeld dat een accountant beperkt aansprakelijk is bij het uitoefenen van niet-wettelijke taken tegenover derden. Daarbij heeft de Hoge Raad helder uiteengezet hoe beoordeeld moet worden of de accountant in voorkomend geval aansprakelijk is.

In deze zaak gaat het om de overname van een onderneming die luxe motorsloepen bouwt in juli 2002. Deze onderneming wordt op 9 september 2008 failliet verklaard.

De drie kopers stellen vervolgens de accountants/belastingadviseurs aansprakelijk die betrokken waren bij de overname. Daartoe voeren zij aan dat zij bij de overname hebben vertrouwd op de opgestelde jaarstukken en jaarcijfers, waaruit ten onrechte bleek dat het een gezonde en goedlopende onderneming was.

Zowel de rechtbank als het hof oordelen dat bij twee van de vier kopers een causaal verband tussen de schade en de gestelde beroepsfouten ontbreekt. Deze twee kopers hadden namelijk al voor de publicatie van de opgestelde cijfers in de zomer van 2002 besloten om te investeren in de onderneming.

Ook ten opzichte van de andere twee kopers is de accountant naar het oordeel van het hof niet aansprakelijk. Het hof komt tot dit oordeel omdat volgens haar niet gezegd kan worden dat de accountant er ten tijde van het uit handen geven van de door haar opgestelde cijfers rekening mee diende te houden dat die ter beschikking gesteld zouden worden aan de kopers en dat de kopers bij het nemen van de aankoopbeslissing op die cijfers zou vertrouwen.

De kopers gaan in cassatie bij de Hoge Raad. Volgens hen ontstaat de zorgplicht van de accountant jegens derden zodra de accountant wist of behoorde te weten dat zijn rapportage ter beschikking van derden zou komen die daarop zouden vertrouwen om een beslissing over een transactie te nemen. Volgens hen is daarbij niet relevant of de accountant precies weet welke derden dit zullen zijn.

De Hoge Raad gaat niet mee in deze poging om de zorgplicht tegenover derden op te rekken. De Hoge Raad stelt voorop dat de vraag of een accountant bij de uitoefening van een niet-wettelijke taak jegens een derde heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot betaamt, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet acht geslagen worden op de functie van de accountant in het maatschappelijk verkeer. Als de accountant gezien het belang dat een derde aan zijn rapportage zal hechten, ermee rekening moet houden dat die derde zijn gedrag mede door de inhoud van die rapportage laat bepalen, kan het nalaten maatregelen te treffen om te voorkomen dat die derde aan die rapportage ten onrechte of een onjuiste betekenis toekent, in strijd zijn met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Toepassing van deze maatstaf leidt tot afwijzing van de vordering van de kopers.
Voor het antwoord op de vraag of de accountant jegens de kopers een zorgplicht heeft, zijn dus alle omstandigheden van het geval van belang. Dat de accountant wist of behoorde te weten dat de twee kopers op de stukken vertrouwden voor het nemen van hun investeringsbeslissing, is niet voldoende om aan te nemen dat er ook een zorgplicht van de accountant jegens die twee kopers bestaat.

In dat arrest formuleert de Hoge Raad dus helder hoe moet worden beoordeeld of de accountant aansprakelijk is tegenover derden. Wanneer de accountant weet dat een derde zijn gedrag laat bepalen door de door de accountant opgestelde stukken, dan moet zij maatregelen treffen om te voorkomen dat derden ten onrechte of een onjuiste betekenis aan de stukken toekennen.

< Naar overzicht