Sinds ongeveer anderhalf jaar geleden de Algemene Verordening Gegevensbescherming van kracht is geworden, heeft de rechter zich een aantal malen gebogen over het inzagerecht. Uit de uitspraak die wij in deze bijdrage bespreken, blijkt dat geen onverkort recht op inzage bestaat.

Artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) bepaalt dat een persoon de bevoegdheid heeft om na te gaan of persoonsgegevens van hem worden verwerkt, met welk doel dit wordt gedaan en of dat op een juiste manier gebeurt. Dit inzagerecht kan echter ook met een ander doel worden gebruikt, waardoor sprake kan zijn van misbruik van het recht op inzage. Wanneer is dat het geval?

In een recent gepubliceerde zaak van de rechtbank Noord-Nederland heeft de rechtbank uitspraak gedaan over de vraag wanneer sprake is van misbruik van het inzagerecht. De verzoeker in deze zaak had bij de Belastingdienst een verzoek ingediend om toezending van brieven en berichten die de Belastingdienst met de burgemeester had uitgewisseld in het kader van een vergunningsaanvraag. Verzoeker had bezwaar en beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een exploitatievergunning te verkrijgen. Welke informatie de burgemeester en de Belastingdienst in het kader van die aanvraag precies hadden uitgewisseld, was een van de vragen in die andere procedure.

De rechtbank acht het aannemelijk dat verzoeker de persoonsgegevens heeft opgevraagd voor het voeren van verweer in de procedure over de vergunning. De rechtbank stelt vast dat sprake is van misbruik van het inzagerecht omdat het verzoeker uiteindelijk niet gaat om de juistheid van zijn persoonsgegevens te kunnen controleren, maar om informatie te verkrijgen die hij kan gebruiken in de andere procedure. Naar het oordeel van de rechtbank was daarom sprake van misbruik van het inzagerecht.  

Met deze uitspraak heeft de rechtbank Noord-Nederland de lijn in de rechtspraak onder de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) doorgetrokken. De lijn in de rechtspraak was ook onder de Wbp zo dat sprake is van misbruik van het inzagerecht als het de verzoeker gaat om het verzamelen van bewijsmateriaal voor een andere procedure in plaats van het controleren van zijn persoonsgegevens. Zie hiervoor onder meer Rechtbank Gelderland 1 november 2016 en Rechtbank Den Haag 2 februari 2017. In hoger beroep is het vonnis van de rechtbank Den Haag echter vernietigd. De Autoriteit Persoonsgegevens heeft aan de verantwoordelijke een last onder dwangsom opgelegd en tot een bedrag van € 48.000,-- ingevorderd.

De conclusie is dat het inzagerecht op grond van de AVG niet onbeperkt is. Als het beroep op het inzagerecht niet bedoeld is om de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens te controleren maar met een ander doel wordt ingeroepen, dan kan sprake zijn van misbruik van het inzagerecht. In dat geval hoeft geen inzage in de persoonsgegevens gegeven te worden. Uiteraard moet de afwijzing van een verzoek tot inzage deugdelijk gemotiveerd worden, om te voorkomen dat de rechter alsnog het verzoek toewijst.

Heeft u vragen over het recht op inzage of de AVG? Neem gerust contact op met Matthijs Hoekstra of Gülsüm Yilmaz.

< Naar overzicht