In veel overeenkomsten is een boetebeding opgenomen. Het houdt in dat een partij die tekort schiet in de nakoming van zijn contractuele verbintenissen, een boete moet betalen aan zijn contractuele wederpartij.
De hoogte van de verschuldigde boete staat los van de daadwerkelijke schade, zodat het nogal eens voorkomt dat de verschuldigde boete vele malen hoger is dan de werkelijk geleden schade. Desondanks is zo’n boetebeding in beginsel geldig en zal een rechter de boete gewoon toewijzen indien deze is verbeurd en wordt gevorderd. De vraag is dan ook in hoeverre er ruimte is om onder zo’n boete uit te komen. Begin dit jaar heeft de Hoge Raad in een kwestie tussen Turan en Easystaff een arrest gewezen waaruit blijkt dat rechterlijke matiging van de boete tot een grote verlaging van de hoogte van de boete kan leiden.
Een boetebeding kan twee functies hebben. Allereerst kan het dienen om vooraf vast te leggen wat de schade is die de ander lijdt indien een verbintenis niet wordt nagekomen en dus om de schade te fixeren. De boete kan echter ook bedoeld zijn als prikkel tot nakoming. Vaak worden beide functies gecombineerd.
Uitgangspunt in de wet is dat de boete in de plaats komt van de vordering tot nakoming of de vordering tot schadevergoeding. Partijen staat het echter vrij om contractueel anders overeen te komen.
Als een boetebeding overeen is gekomen, dan zijn partijen daaraan gebonden. Afspraak is immers afspraak. De rechter kan echter de boete matigen. De rechters passen die matigingsbevoegdheid vaak terughoudend toe. Dit omdat zij door de boete te matigen treden in de contractsvrijheid die partijen hebben.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest Intrahof/Bart Smit aangegeven wanneer een contractuele boete gematigd mag worden. Matiging is volgens de Hoge Raad pas op zijn plaats indien het boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Daarbij moet niet alleen gekeken worden naar de verhouding tussen de werkelijk geleden schade en de hoogte van de boete, maar ook op de andere omstandigheden van het geval zoals de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
Als eenmaal is vastgesteld dat het resultaat van de boete buitensporig en daarom onaanvaardbaar is en de boete dus gematigd moet worden, is vervolgens de vraag tot welk bedrag de boete moet worden gematigd. Dit was één van de vragen die speelde in de kwestie tussen Turan en Easystaff.
In die kwestie speelde het volgende. Het uitzendbureau Turan was een overeenkomst aangegaan met de payrollorganisatie Easystaff. Op grond van die overeenkomst diende Easystaff zorg te dragen voor het in dienst nemen van personeel en het uitbetalen daarvan. Daarbij waren partijen overeengekomen dat Easystaff het personeel uitsluitend via Turan mocht laten werken. Op overtreding van die bepaling stond een boete van € 20.000,- per overtreding vermeerderd met € 5.000,- voor elke dag dat de overtreding voortduurt.
Kort nadat partijen die overeenkomst zijn aangegaan, blijkt Easystaff een aantal van haar werknemers via een ander uitzendbureau te hebben laten werken. Turan maakt daarom aanspraak op de door Easystaff in dat verband verbeurde boete.
In rechte staat vast dat Easystaff boetes heeft verbeurd tot een bedrag van € 415.000,-. De daadwerkelijk door Turan geleden schade bedroeg slechts € 5.906,25. Zowel de rechtbank als het hof komen tot het oordeel dat de boete buitensporig hoog is in verhouding tot de werkelijk geleden schade. Het hof oordeelt dat zij een boete van € 150,- per overtreding en per dag dat deze voortduurt passender vindt en matigt de boete van € 415.000,-tot een boetebedrag van ‘slechts’ € 21.150,-.
Turan kan zich met het oordeel van het hof niet verenigen en legt dit voor aan de Hoge Raad. De Hoge Raad herhaalt eerst de overwegingen uit het arrest Intrahof/Bart Smit. Volgens de Hoge Raad heeft het hof die maatstaf toegepast en heeft het hof zijn oordeel ook voldoende gemotiveerd omdat het hof in zijn oordeel heeft meegewogen:
- dat Turan de overeenkomst heeft opgesteld en de hoogte van de boetes heeft bepaald en daarover niet is onderhandeld;
- dat Turan niet heeft aangegeven op grond waarvan zij de hoogte van de boetes heeft bepaald;
- dat de verbeurde boetes buitensporig hoog zijn in verhouding tot de werkelijk geleden schade;
- dat de overtredingen slechts enkele incidenten betrof die in het begin van de contractperiode hebben plaatsgevonden en daarna niet meer; en
- dat het boetebeding strekte tot bescherming van Turan tegen concurrentie en de beboete handelingen niet tot verlies van klanten hebben geleid.
Daarbij geeft de Hoge Raad aan dat het hof de aansporingsfunctie van een boete niet heeft miskend door de boete te matigen tot een bedrag van € 21.150.
De Hoge Raad lijkt de deur hiermee open te zetten voor een zeer vergaande rechterlijke matiging van een contractuele boete. Vooral in de onderhandelingsfase over de inhoud van het contract is het daarom sterk aan te bevelen om voldoende stil te staan bij de wenselijkheid van en het belang bij een boetebeding en de hoogte daarvan. Ook is het aan te bevelen om dit zo veel als mogelijk op te nemen in het boetebeding. Voorkomen is immers beter dan genezen!
Meer weten? Neem gerust contact op met mr. Edwin Bregonje of mr. Jan-Willem van Koeveringe.