Onder de werktitel ‘Natje, Droogje, Zoutje’ verzorgen wij regelmatig lezingen voor waterbeheerders. Daarin geven wij dan een update geven van recente ontwikkelingen op het gebied van aansprakelijkheid voor waterbeheer. Een aantal van de onderwerpen uit deze lezingen bespraken wij in onze meest recente nieuwsbrief Special Overheid en willen wij graag ook door middel van deze blogserie onder uw aandacht brengen. In deel 1 van de serie een korte update over de watersysteemtoets en riooloverstorten:
Artikel 2.8 van de Waterwet regelt kort gezegd dat de (NBW-)wateroverlastnormen die provinciaal worden vastgesteld, maatgevend zijn voor de inrichting en het onderhoud van watersystemen. Het enkele feit dat zich inundatie voordoet, betekent niet dat een waterbeheerder aansprakelijk is voor (bijvoorbeeld) gewasschade. Deze ‘NBW-normen’ drukken namelijk de hoogst toelaatbare, statistische kans op wateroverlast vanuit het oppervlaktewater uit en zodoende geen maximale herhalingsfrequentie, laat staan een garantie op droge voeten.
Bij gestelde inundatieschades is een veel gevoerd verweer van waterbeheerders in rechte dat uit de watersysteemtoets blijkt dat het watersysteem voldoende bescherming biedt (geen knelpunten). Nu is het echter zo dat watersystemen meestal modelmatig worden getoetst waarbij de zogeheten ‘hydrologische wintertoestand’ van het systeem als uitgangspunt wordt genomen. Dit terwijl gewasschades door overstromingen zich nu juist vaak in de zomerperiode voordoen. Bij waterschades ziet het watersysteem er in ‘de praktijk’ dus vaak anders uit dan het systeem zoals dat in de theorie tot uitgangspunt is genomen in het kader van de systeemtoets, o.a. omdat er in de zomer meer begroeiing in watergangen staat en riooloverstorten vanuit stedelijk gebied bij zomerse piekbuien op het watersysteem lozen.
Een van de speerpunten in de 2016-zaken was zodoende de vraag of de toets waarop waterbeheerders zich beroepen wel representatief/maatgevend is. Het Hof Den Bosch heeft hierover als hoogste feitenrechter meer duidelijkheid gegeven in een zestal arresten (d.d. 14 december 2021, d.d. 4 januari 2022, d.d. 4 januari 2022, d.d. 22 februari 2022 en d.d. 22 maart 2022.
Het Hof heeft (samengevat) overwogen dat wanneer de toetsing plaatsvindt op basis van een vooraf vastgestelde methodiek en daarbij goed gemotiveerd kan worden dat de gekozen uitgangspunten het beste beeld geven van het functioneren van het watersysteem (de uitgangspunten leiden tot een hogere NBW-beschermingsnorm), uitgegaan mag worden van de hydrologische wintertoestand. Dit dus ondanks het feit dat de omstandigheden in het veld ten tijde van de wateroverlast er heel anders uit kunnen zien.
Zie verder de delen 2 t/m 7 van onze blogserie, voor een update over: stelplicht en bewijslast, ophogen van gronden, opstalaansprakelijkheid, droogte, strafvervolging bij het vangen van een bever en schade ten gevolge van verzilting.