Onder de werktitel ‘Natje, Droogje, Zoutje’ verzorgen wij regelmatig lezingen voor waterbeheerders. Daarin geven wij dan een update geven van recente ontwikkelingen op het gebied van aansprakelijkheid voor waterbeheer. Een aantal van de onderwerpen uit deze lezingen bespraken wij in onze meest recente nieuwsbrief Special Overheid en willen wij graag ook door middel van deze blogserie onder uw aandacht brengen. In deel 4 van de serie een korte update over de opstalaansprakelijkheid:
Claimanten beroepen zich bij waterschades vaak op de zogeheten opstalaansprakelijkheid (art. 6:174 BW). Dat is bepaald niet onbegrijpelijk, want wateroverlast ontstaat nu eenmaal vaak ‘via’ kunstwerken c.q. opstallen, zoals rioleringen, duikers, stuwen e.d.
Art. 6:174 BW biedt claimanten de luxe van een ‘loket’ waar zij met hun schade terecht kunnen, in die zin dat bezitters van opstallen moeten instaan voor de schade die daardoor wordt veroorzaakt, indien de opstal gebrekkig is. Dit ongeacht de vraag of de bezitter bekend was met dat gebrek (vergelijk HR 7 oktober 2016 (Vennemans/Nijmegen).
Er hangt in de aansprakelijkheidspraktijk dus veel af van de vraag of een opstal gebrekkig is. Die vraag wordt beantwoord door te kijken naar de functie van de opstal (werkte hij nog?) en de stand van de techniek als dat niet meer het geval was (kwam dat dan door een gebrek dat objectief bezien, dus qua toenmalige stand van de wetenschap, bekend was?) (HR 17 december 2010, NJ 2012/155, m.nt. T. Hartlief (Wilnis).
Dat het op dit punt nauw luistert, blijkt uit een arrest over een met zand verstopte duiker die opstuwing en wateroverlast veroorzaakte. Dat die duiker zélf (de buis) een opstal is, staat niet ter discussie. Wat betreft de verstopping in die duiker oordeelde het Hof Den Bosch echter anders:
“Het Hof stelt voorop dat de verstopping van de duiker door zand of slib niet kan worden aangemerkt als een gebrek van de opstal zelf in de zin van artikel 6:174 lid 1 BW. Dat het water niet door de duiker kon stromen, komt niet door bijvoorbeeld een onvoldoende diameter of door een onvoldoende stevigheid en daardoor een instorting van de duiker. Het water kon niet door de duiker stromen omdat er zand in de duiker aanwezig was. Dat zand behoort niet tot de opstal als bedoeld in artikel 6:174 lid 4 BW en vormt geen bestanddeel van de duiker in de zin van artikel 3:4 BW. Dat het water niet weg kon stromen, is dus geen gevolg van enige eigenschap van de opstal (de duiker) zelf.”
Bij verstoppingen heeft een claimant dus niet de ‘loketfunctie’ van art. 6:174 BW, maar wordt aansprakelijkheid via de schuldaansprakelijkheid (art. 6:162 BW) beoordeeld. Dit onderscheid is niet alleen juridisch van belang, maar ook praktisch, aangezien eigendom en beheer van duikers en andere kunstwerken in verschillende handen kunnen zijn. De ene overheid kan dan dus verantwoordelijk zijn voor de opstal zelf, terwijl de andere overheid instaat voor de doorstroming daarvan.
Zie verder de delen 1 t/m 3 en 5 t/m 7 van onze blogserie, voor een update over: watersysteemtoets en riooloverstorten, stelplicht en bewijslast, ophogen van gronden, droogte, strafvervolging bij het vangen van een bever en schade ten gevolge van verzilting.