Onder de werktitel ‘Natje, Droogje, Zoutje’ verzorgen wij regelmatig lezingen voor waterbeheerders. Daarin geven wij dan een update geven van recente ontwikkelingen op het gebied van aansprakelijkheid voor waterbeheer. Een aantal van de onderwerpen uit deze lezingen bespraken wij in onze meest recente nieuwsbrief Special Overheid en willen wij graag ook door middel van deze blogserie onder uw aandacht brengen. In deel 3 van de serie een korte update over het ophogen van gronden:
Dat water van hoog naar laag stroomt, begrijpen zelfs juristen zonder de hulp van hydrologen. Met het oog op die natuurkundige werkelijkheid bevat ons BW een regeling (art. 5:38/5:39 BW) die erop neerkomt dat enerzijds lager gelegen erven het water moeten ontvangen van hogere erven, terwijl anderzijds eigenaren geen verandering mogen aanbrengen in de loop, de hoeveelheid of de hoedanigheid van het water dat over hun erf loopt indien dat onrechtmatige hinder op andere erven veroorzaakt.
Het Hof Den Bosch kreeg de vraag voorgelegd of een gemeente als planwetgever civielrechtelijk aan de lat staat, indien zij het bestemmingsplanmatig mogelijk maakt dat een woonwijk wordt gerealiseerd waardoor een perceel dat van oudsher hoger lag, lager dan de woonwijk komt te liggen en zodoende water ontvangt. Het Hof snijdt in zijn arrest in dat kader scherp wat betreft de publiekrechtelijke rollen en verantwoordelijkheden van de gemeente, door als volgt te overwegen:
“Het Hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de Gemeente de ontwikkeling van de woonwijk planologisch mogelijk heeft gemaakt terwijl de Gemeente wist of had moeten weten dat die wijk hoger zou komen te liggen dan het pand, niet tot gevolg heeft dat de Gemeente daardoor onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellanten] , althans dat op de Gemeente de verplichting rust om het perceel van [appellanten] op een gelijkwaardig beschermingsniveau te brengen als de omringende percelen. Grief 3 in incidenteel beroep slaagt (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 22 juni 2021).”
Het voorgaande betekent uitdrukkelijk niet dat een gemeente altijd gevrijwaard is van de burenrechtelijke rechten en plichten. Een gemeente mag namelijk niet zomaar haar eigen gronden ophogen, maar dient daarbij net zoals iedere grondeigenaar rekening te houden met de ‘buren’, zo volgt uit vaste rechtspraak:
“Tussen partijen is niet in geschil dat het de Gemeente vrij staat aan de [adres] met het fietspad werkzaamheden uit te voeren en deze te reconstrueren en dat hemelwater dat van de weg en het fietspad afstroomt in de richting van het perceel van [appellante] in beginsel door haar erf ontvangen dient te worden. Dat is anders wanneer de werkzaamheden van de Gemeente tot gevolg hebben dat het afstromende hemelwater aan het perceel van [appellante] onrechtmatige hinder toebrengt (…). (Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 13 oktober 2020).”
Zie verder de delen 1, 2 en 4 t/m 7 van onze blogserie, voor een update over: watersysteemtoets en riooloverstorten, stelplicht en bewijslast, opstalaansprakelijkheid, droogte, strafvervolging bij het vangen van een bever en schade ten gevolge van verzilting.