Werkgevers gaan vanaf 1 januari 2020 meer WW-premie betalen voor flexibele contracten.
Op 1 januari 2020 treedt de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB) in werking. Deze wet maakt deel uit van een breed pakket aan maatregelen dat erop is gericht om de balans op de arbeidsmarkt te verbeteren. Onbalans op de arbeidsmarkt is er immers en die is ontstaan doordat de afgelopen twee decennia werkgevers steeds vaker hebben gekozen voor flexibele arbeidsrelaties in plaats van vaste contracten. Grote verschillen in kosten en risico’s tussen vast en flex, zoals de loondoorbetaling bij ziekte, ontslagregels en
CAO-bepalingen waren daarvoor de oorzaak.
De per 1 januari 2015 in werking getreden Wet Werk en Zekerheid (WWZ) had als doelstelling om die balans te verbeteren, maar dat is met de WWZ niet gelukt. Met de WAB probeert de wetgever de tekortkomingen van de WWZ te repareren en maakt hij het onaantrekkelijker om flexibele contracten en aantrekkelijker om vaste contracten aan te gaan.
Vorige keer heb ik de nieuwe regelgeving voor oproepkrachten besproken. Een andere belangrijke wijziging betreft de invoering van een gedifferentieerde WW-premie waarvan de hoogte afhankelijk is van het type arbeidscontract.
Als gezegd hebben veel werkgevers de afgelopen decennia een flexibele schil van werknemers opgebouwd. Die flexibele schil wordt met name gevormd door uitzendkrachten, werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd en oproepkrachten. De regering vindt echter dat deze flexibiliteit van werkgevers te veel onzekerheid voor de betrokken werknemers met zich meebrengt. Om het aantal flexibele contracten te doen afnemen dienen werkgevers na invoering van de WAB vanaf 1 januari 2020 hogere WW-premies te betalen voor werknemers die in dienst zijn op basis van een tijdelijk contract of een oproepovereenkomst. Voor werknemers die in vaste dienst zijn is een lagere WW-premie verschuldigd. Tot op heden werd er ook gedifferentieerd in de hoogte van de WW-premie, maar dat geschiedde naar de sectoren waarin bedrijven actief zijn. Vanaf 1 januari 2020 wordt dit uitgangspunt dus door de wetgever verlaten.
Het verschil in premies is niet gering. Voor vaste contracten moet vanaf 1 januari 2,94% van de loonsom aan WW-premie worden betaald. Voor flexibele contracten maar liefst 7,94%. Dat is dus bijna driemaal zoveel.
De nieuwe wet schrijft ook voor dat in het vervolg op de loonstrook moet worden vermeld of het gaat om een vast contract met een lage premie of om een flexibel contract met een hoge premie. Daarnaast eist de nieuwe wet dat er een schriftelijke arbeidsovereenkomst in de administratie aanwezig moet zijn waaruit blijkt dat de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst is.
Dit laatste leidt echter bij veel bedrijven tot administratieve problemen om een en ander voor 1 januari 2020 op orde te brengen. Vaak ontbreekt namelijk een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Veelal zijn werknemers al lange tijd in dienst en is er nooit een schriftelijke arbeidsovereenkomst aangegaan (in het verre verleden was dat namelijk ook niet gebruikelijk), en het komt bovendien vaak voor dat een tussen de werkgever en werknemer gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd na tijdsverloop voor onbepaalde tijd van rechtswege is voortgezet, doordat er geen nieuw contract is gesloten waarin dat is vastgelegd.
De minister van SZW heeft dit probleem onderkend en op 9 december jl. is er een Kamerbrief verschenen waarin een coulanceregeling wordt aangekondigd. Om de administratieve last te beperken hoeven werkgevers niet een geheel nieuwe arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te maken, maar kunnen zij volstaan met een schriftelijk, door beide partijen ondertekend addendum bij de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst.
Om werkgevers nog verder tegemoet te komen heeft de minister in samenspraak met de Belastingdienst bepaald dat werkgevers drie maanden extra de tijd krijgen om te voldoen aan de administratieve vereisten voor de lage WW-premie. Uiterlijk vóór 1 april 2020 dient voor de betreffende werknemers de door beide partijen ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomst of het door beide partijen ondertekende schriftelijke addendum in de loonadministratie aanwezig te zijn. Daaruit moet dan blijken dat de werknemer reeds op uiterlijk 31 december 2019 voor onbepaalde tijd in dienst was.
Indien niet voor 1 april 2020 aan deze voorwaarde is voldaan, maar de arbeidsovereenkomst wel voortduurt na 31 maart, is met terugwerkende kracht vanaf
1 januari 2020 alsnog de hoge WW-premie verschuldigd. Voor veel werkgevers is er tot
1 april 2020 dus nog werk aan de winkel.
Zoals u ziet heeft de invoering van de WAB grote gevolgen voor de door werkgevers te betalen WW-premies, afhankelijk van de arbeidsverhouding, maar daar blijft het niet bij. Er zijn voor de praktijk nog meer belangrijke veranderingen. Die zal ik de komende periode bespreken.
Indien u meer wilt weten over de WAB, neem dan contact op met een van onze leden van Team Arbeidsrecht.
Diel Boere
Jelle van Roeyen
Matthijs Hoekstra
Gracia Dierikx
Gülsüm Yilmaz